Verplicht certificeringsstelsel per 1 januari 2025


Minister Van Gennip (SZW) heeft een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin de hoofdlijnen van het verplichte certificeringsstelsel worden geschetst. Het gaat om de grootste stelselherziening van de uitzendbranche sinds de afschaffing van de vergunningsplicht in 1998. Het doel is arbeidskrachten te beschermen en een gelijk speelveld voor ondernemers te creëren. In dit blog zetten we de belangrijkste veranderingen op een rijtje, als dit certificeringsstelsel wordt doorgevoerd zal dat per 1 januari 2025 gelden.

Waarom een verplicht certificeringsstelsel?

De ABU is een van de eersten die een vorm van verplichte certificering heeft voorgesteld om de branche beter te reguleren. Dit zorgt er namelijk voor dat kwaliteit wordt beloond, er meer ruimte komt voor betrouwbare uitzenders en de markt transparanter wordt. De afgelopen periode is de ABU samen met de NBBU, VNO-NCW/MKB-NL, LTO, vakbonden en publieke toezichthouders nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van de hoofdlijnen van het nieuwe stelsel.

Voor wie gaat de certificeringsplicht gelden?

Het kabinet stelt voor om de certificeringsplicht te laten gelden voor alle ondernemingen die aan terbeschikkingstelling van arbeid doen, als bedoeld in de ‘Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs’ (Waadi). Hieronder vallen uitzenders en payrollondernemingen maar ook diverse andere ondernemingen die arbeidskrachten uitlenen. De certificeringsplicht zal ook gelden voor buitenlandse ondernemingen die in Nederland arbeidskrachten ter beschikking stellen. 

De kern van het certificeringsstelsel is dat alle ‘uitleners’ die onder de hierboven beschreven groep vallen zich voor 1 januari 2025 verplicht moeten laten certificeren en inleners uitsluitend mogen inlenen van gecertificeerde uitleners.

Wat gebeurt er met het SNA-keurmerk en de daaraan gekoppelde volledige vrijwaring van de fiscale inlenersaansprakelijkheid?

Het SNA-keurmerk zal worden vervangen door een verplicht certificaat waarin het bestaande SNA-normenkader de basis vormt en wordt aangevuld met nieuwe eisen.  

De bestaande vrijwaringsregeling voor de fiscale inlenersaansprakelijkheid bij gebruik van de geblokkeerde bankrekening (g-rekening) wordt voortgezet maar op twee onderdelen aangepast:
– het stortingspercentage wordt verhoogd van 25 naar 35 procent van de factuursom
– inleners die niet storten op de g-rekening kunnen straks eenvoudiger aansprakelijk worden gesteld door de Belastingdienst. Als de inlener namelijk niet 35 procent van de factuursom op de g-rekening stort, kan hij voor dit bedrag of, bij een lagere storting dan 35 procent voor het verschil, op vereenvoudigde wijze aansprakelijk worden gesteld. 

Het alternatief voor grote uitzendondernemingen om een bankgarantie af te sluiten, blijft. Maar de hoogte van de bankgarantie zal door de verhoging van het stortingspercentage evenredig mee stijgen.  

Waaraan moeten ondernemingen straks voldoen om het nieuwe certificaat te verkrijgen?

Het normenkader zal in ieder geval bestaan uit de normen uit het bestaande SNA-normenkader, namelijk identificatie van de onderneming, afdracht loonheffingen en omzetbelasting, wettelijk minimumloon en minimumvakantiebijslag, administreren van identiteitsdocumenten en controle op het gerechtigd zijn tot het verrichten van arbeid in Nederland. Het kabinet is van plan om het certificaat uit te breiden met de onderstaande aanvullende eisen:

  1. Betaling van het juiste loon op grond van de loonverhoudingsnorm. Hierbij zullen inspectie-instellingen in uiterste gevallen op de werkplek van de inlener nagaan (de zogenaamde waarneming ter plaatse) of de arbeidskracht feitelijk ander werk verricht dan aan de uitlener is doorgegeven waardoor sprake kan zijn van onderbetaling. De inlener wordt verplicht om hieraan mee te werken. 
     
  2. Een verklaring omtrent het gedrag (VOG). Uitleners worden verplicht om bij het aanvragen van een certificaat en bestuurswisselingen een VOG voor rechtspersonen te overleggen. Hiermee wordt voorkomen dat een certificaat wordt verstrekt terwijl de onderneming of een van haar bestuurders relevante strafbare feiten heeft gepleegd. De precieze vormgeving en praktische implementatie van de VOG wordt nog uitgewerkt.
     
  3. Een waarborgsom van € 100.000 in de vorm van een bankgarantie per rechtspersoon. Doel hiervan is om de hoge vluchtigheid van het ondernemerschap in de branche tegen te gaan. De waarborgsom kan worden aangewend voor achterstallig loon van werknemers of openstaande vorderingen van de Arbeidsinspectie en Belastingdienst. Hierbij geldt dat pas aanspraak kan worden gemaakt op de bankgarantie als reguliere wegen om het geld op de uitlener te verhalen in voldoende mate benut zijn.

    Voor startende ondernemingen zal een speciale regeling gelden, waarbij in de eerste zes maanden een bankgarantie van € 50.000 moet worden overlegd. Na deze periode moet het worden verhoogd tot € 100.000. Doel hiervan is om de toegang tot de branche niet af te sluiten.

    Ondernemingen waarvan de loonsom – in het jaar voorafgaand aan de certificaat-aanvraag – voor minder dan 10 procent betrekking heeft op arbeidskrachten die ter beschikking zijn gesteld, worden uitgezonderd van deze verplichting. Dit wordt niet proportioneel geacht. Deze ondernemingen moeten zich wel laten certificeren en voldoen aan alle andere eisen.

    De bankgarantieverplichting heeft een tijdelijk karakter. Deze komt in beginsel te vervallen na vier jaar aaneengesloten certificering van de onderneming.

    Uitleners die op 1 januari 2024 tenminste vier jaar arbeidskrachten ter beschikking hebben gesteld, worden via overgangsrecht vrijgesteld van deze verplichting – mits zij in die vier jaar onafgebroken bij de Kamer van Koophandel ingeschreven zijn geweest, met een Waadi-registratie, aantoonbaar arbeidskrachten ter beschikking hebben gesteld en zij middels een verklaring van de Belastingdienst kunnen aantonen dat zij hebben voldaan aan de verplichtingen tot het betalen van belastingen en sociale zekerheidspremies.
     
  4. Het aanbieden van gecertificeerde huisvesting. De eisen waaraan de huisvesting moet voldoen, worden dezelfde als die gesteld worden aan huisvesting waarvoor inhouding op het wettelijk minimumloon plaatsvindt. Dat betekent dat als een uitlener ook een verhuurder is, sprake moet zijn van SNF-certificering. Hiermee wordt de kwaliteit van de huisvesting geborgd.
     
  5. Het doorgeleiden van informatie over veiligheid op de werkplek. Uitleners zijn momenteel al verplicht om informatie over veiligheid op de werkplek van de inlener door te geleiden aan de arbeidskracht. Er zal worden gecontroleerd of de uitlener zich aan deze verplichting houdt.
     
  6. Controle op de pensioenaansluiting. In de verdere uitwerking zal worden gekeken hoe gecontroleerd kan worden op aansluiting bij de juiste pensioenuitvoerder.

Verder stelt het kabinet voor om uitleners te verplichten de informatie over de arbeidsvoorwaarden, die aantoonbaar aangeleverd moet worden door de inlener (de zgn. inlenersverklaring), aan de arbeidskracht te verstrekken. Doel hiervan is om effectiever te controleren of de arbeidskrachten juist beloond worden.

Welke verplichtingen gaan gelden voor inleners?

Het certificeringsstelsel brengt nieuwe verplichtingen mee voor inleners, variërend van een verbod op inlenen van niet-gecertifieerde uitleners tot meewerken aan controles van inspectie-instellingen. Noemenswaardig is de nieuwe ketenverantwoordelijkheid voor inleners. Daarbij moet de inlener in doorleensituaties niet alleen verplicht controleren of de directe contractspartij / doorlener gecertificeerd is maar ook of de werkgever van de arbeidskrachten (eerste schakel in de keten) dat is. Hiermee worden onwenselijke constructies voorkomen via doorleenketens waarbij inleners zich kunnen ‘verschuilen’ achter doorleners. 

Zodra er meer informatie bekend is over het verplicht certificeringsstelsel laten we dat weten.

Bron: ABU



Geplaatst op: 13 juli 2022